Maak eerst een proefschets voor u de officiële situatieschets in vak 13 tekent. De tekening moet correct, precies en duidelijk zijn. Schets de breedte van de weg en de grootte van de voertuigen in de juiste verhouding. Respecteer de plaats van het voertuig ten opzichte van de straat. Teken de voertuigen steeds op de plaats waar ze bij het ongeval zelf staan. Heeft u een ongeval op een kruispunt, teken de voertuigen dan ook effectief op het kruispunt en niet aan het begin van het kruispunt met een pijl naar de richting waarin u aan het rijden was.
Vermeld ook eventuele borden, signalisatie en verkeerslichten op de schets, eventuele andere voertuigen of obstakels, de precieze plaats van de aanrijding, de straatnamen en de rijrichting.
Duid de middenas van de weg aan met een stippellijn, maar enkel als er een middellijn gemarkeerd is op de weg. Zorg er in elk geval voor dat de voertuigen het midden van de rijbaan op de schets niet overschrijden als dat niet het geval was.
Let op met pijltjes op de situatieschets. Een pijltje vóór het voertuig betekent dat het voertuig in beweging was, zelfs als u in vak 12 ‘stond stil’ aangekruist heeft. Een pijltje in het voertuig duidt een rijrichting aan. Geen pijltje betekent dat het voertuig stilstond.